Gewone zeehond
De gewone zeehond (Phoca vitulina) heeft een torpedovormig lichaam en een grijze tot bruingrijze vacht met zwarte vlekken. Zijn vacht bestaat uit twee lagen haren: lange, stugge haren boven en kleinere, veel zachtere onderharen. De gewone zeehond heeft vier flippers waarvan twee korte voorflippers en twee achterflippers. Hij heeft een kleine kop met relatief grote, donkere ogen die dicht bij elkaar staan. De lengte bedraagt 120 tot 195 centimeter en zijn gewicht is 45 tot 130 kilogram. Vrouwtjes zijn meestal iets kleiner dan mannetjes.
Verschil met grijze zeehond
Verwarring met de grijze zeehond kan optreden. Het makkelijkste zichtbare verschil is het kopprofiel. De gewone zeehond heeft een ronde (zee)hondenkop terwijl de grijze zeehond een duidelijk afgeplatte kop heeft. Vis, maar ook weekdieren, kreeftachtigen, inktvissen en wulken staan op het menu. Vooral haring en kabeljauwachtigen zijn belangrijke prooidieren. In de Nederlandse wateren is bot zijn voornaamste voedselbron. De gewone zeehond jaagt op de bodemvissen met zijn gevoelige snorharen.
Leefgebied
De mens is de belangrijkste veroorzaker van bedreigingen voor de gewone zeehond. Omdat men dacht dat de zeehond een serieuze concurrent van de vissers was, werd er tot 1950 jacht op hem gemaakt. Sinds 1975 is de jacht verboden in Nederland en Duitsland. De gewone zeehond leeft voornamelijk in getijdengebieden waar plekken aanwezig zijn die bij eb droogvallen. Deze plekken zijn vooral te vinden langs zandige kusten en rotskusten, maar ook op met wier bedekte riffen, kiezelsteenstranden, zandplaten en stenen. De zeehond heeft een sterke voorkeur voor rustige plekken, zonder menselijke aanwezigheid. Wil je een gewone zeehond spotten in een van de gebieden van het Zuid-Hollands Landschap, neem dan een kijkje bij de Zandmotor. Op de zandplaat ligt regelmatig een zeehond.