Kleine zwaan
De kleine zwaan (Cygnus columbianus bewickii) is van eind september tot eind maart in Nederland te zien. Hij overwintert met ongeveer 18. 000 soortgenoten vooral op graslanden en akkers. De kleine zwaan zoekt eerst grote open wateren op, vooral het Lauwersmeer, Veluwemeer en IJsselmeer. Hier foerageren grote groepen op ondergedoken waterplanten. Later verplaatst hij zich naar graslanden en steeds vaker naar akkers. De kleine zwaan broedt ‘s zomers op de Russische toendra.
Uiterlijke kenmerken
De meeste bekende zwaan is de knobbelzwaan met zijn oranjerode snavel. De kleine zwaan is echter herkenbaar aan zijn geel met zwarte snavel. Ook de wilde zwaan heeft een geel met zwarte snavel. Het verschil is dat de kleine zwaan minder geel op de snavel heeft en dat dit niet uitloopt in een punt. Hij is ook duidelijk kleiner en heeft een kortere nek.
► Speel geluid af 🎶
Aantallen en bescherming
Grote groepen kleine zwanen zijn te vinden in veenweidegebieden, zoals in de Alblasserwaard en de Krimpenerwaard. Kleinere groepen treffen we aan in de buurt van Driebruggen, Reeuwijk en de Rijnstreek. Ook overwinteren kleine zwanen in de Biesbosch en het Volkerak, allemaal gebieden met voldoende voedsel en rust. De landelijke aantallen nemen sinds 1995 af. Dit komt door het tegenvallend broedsucces: het aantal jongen in de wintergroepen is al heel wat jaren relatief laag. De soort staat op de Europese Rode Lijst als bedreigd. In de wintermaanden is de kleine zwaan in onze regio te zien in Polder den Hoek bij Lekkerkerk.