Grote stern
De grote stern (Thalasseus sandvicensis) is een typische zeevogel. Hij is te herkennen aan zijn zwarte kuif en lange, dunne snavel met een klein geel puntje. Het is een redelijk forse vogel, ongeveer zo groot als een kokmeeuw. Tijdens zijn vlucht vliegt hij met zijn snavel en kop naar beneden gericht.
Aantal broedparen
Rond het begin van de twintigste eeuw zijn veel grote sterns gedood vanwege de fraaie veren. Men gebruikte deze veren voor dameshoeden. Daarnaast werden de eieren geraapt voor consumptie. Toen de overheid dit verbood, steeg het aantal broedparen tot zo’n 35.000-40.000 rond 1950. Daarna kwam er weer een grote daling in het aantal door lozingen van afvalstoffen bij de productie van landbouwbestrijdingsmiddelen. Er bleven slechts 875 paar sterns over. Na een nieuw verbod is het inmiddels hersteld tot zo’n 15.000 – 20.000 broedparen.
Leefgebied
In Nederland zijn enkele grote kolonies waar de grote stern broedt, vaak samen met andere sterns of meeuwen. De meeste van deze kolonies bevinden zich op rustige stranden, waar de vogels simpele nesten bouwen die uit niet veel meer dan een kuiltje in het zand bestaan. De grote stern broedt in kolonies. In Zuid-Holland komen ze voor in de delta. Enkele grote kolonies zijn te vinden op eilandjes langs het Haringvliet, de Slijkplaat en de Markenje. Hoeveel grote sternen in Zuid-Holland broeden hangt gedeeltelijk af van hoeveel vogels in de Zeeuwse delta broeden. De grote stern broedt op kwelders, zandplaten en eilandjes met weinig begroeiing.