Caspar Janssen in de Krimpenerwaard
Caspar Janssen, schrijver/ journalist voor o.a. de Volkskrant loopt een jaar lang door Nederland. In aflevering 259 wandelt hij door de Krimpenerwaard. In de Krimpenerwaard is elk perceel weer anders. Is dat het weidelandschap van de toekomst?
Ergens onder Gouderak loop ik op een landscheiding, een kade die ooit werd aangelegd voordat met veenontginning werd begonnen. En ik weet dat ik goed zit. Door een haag van bomen en struiken, Rotterdam is niet ver weg, maar hier, in de Krimpenerwaard, is het stil. Nou ja, op het geluid van ganzen, kieviten, vinken, groenlingen, zwaluwen, buizerds en kraaien na. Af en toe een klap op het water van een vis, of een onderduikende of snaterende eend. Dit is de Hollandse polder op zijn best. Achter iedere knotwilg of lijsterbes een nieuw doorkijkje, een nieuw smal perceel, dat zich uitstrekt tot in de bijna oneindige verte, dat alles doorsneden door talloze slootjes, waarin het water relatief hoog staat.
Dit gebied, de Achterbroekse polder, is van Het Zuid-Hollands Landschap, en wordt samen met boeren beheerd. Dat betekent: het water staat afwisselend laag en hoog, voor weidevogels is het in het voorjaar nat, in het ene perceeltje staan koeien, in het andere schapen, het andere is nat, voor watervogels, er wordt laat gemaaid. Afwisseling, variatie, ieder perceel is net weer anders.
Het lijkt het landschap van vroeger, maar ik denk dat ik naar de toekomst sta te kijken. Waar in de rest van Nederland de polders veranderden in ontwaterde raaigrasvlaktes, bleven de percelen hier klein; de boeren verzetten zich tegen ruilverkaveling. Die achterstand zou weleens een voorsprong kunnen worden. Want aan de lage waterstanden in de laagveengebieden gaat een einde komen. Het moet natter. Om nog meer inklinking van de bodem en verbranding van veen te voorkomen (en daarmee CO2-uitstoot), voor het landschap, voor de grutto. Iedereen weet het, maar nog niet iedereen wil het weten. Hier, in de Krimpenerwaard, wordt al geëxperimenteerd met natte teelten.
Vlinders, libellen, vogels, waterplanten. Langs de Berkenwoudse boezem – een kleine plevier aan de rand van een plas – over de Tiendweg, een wetering over, en verder. In een weilandje met verse ruige mest: ooievaars, honderden spreeuwen, meeuwen, kieviten, kraaien. Puttertjes ter hoogte een moerasbosje. Bij de buurtschap Achterbroek tientallen boerenzwaluwen op een telefoondraad. Het is jammer, vind ik, dat dit stukje hier ophoudt.